Een verlaten kapel in niemandsland, zo dachten we. Die niemand had in dit geval een gezicht. Een bevallige maar strenge jongedame die kwam vragen wat we daar deden of kwamen doen. Met welk recht we ons op hun privé-domein begaven. Met ons meest gestreken gezicht, stralend van natuurlijke sympathie en vriendelijkheid, vergezeld van een onberispelijk françois-taaltje antwoordden we. En ziedaar: de IJstijd was voorbij. Het ontdooiingsproces was ingetreden en we mochten de kapel in om wat foto’s te nemen: zolang we niet vergaten de poort achter ons te sluiten.