Deze mijn sprak al sinds ik van het bestaan afwist tot mijn verbeelding. Het imposante gebouw was voor mij een toonbeeld van industriële architectuur. Of dit zo is of niet laat ik links liggen, ’t is in mijn brein dat het telt. 🙂
Rijdend op de snelweg was deze zichtbaar op vele van onze tripjes. Met de neus vooruit en kriebels in de buik voor wat komen zou konden we het toch nooit laten om vlug eens te vermelden: deze moeten we ook nog eens doen.
En uiteindelijk is het er toch eens van gekomen. De auto geparkeerd in de schaduw van het gebouw. De industrie wegend op de omgeving. Vele kleine huisjes, werkmanshuisjes, vele verlaten en vervallen. En dan het gebouw zelf, waar je ook keek leek deze goed beveiligd. Razor-wire. Hoge, zeer hoge muren. Gelaste staaldraad. En toch moest deze doenbaar zijn gezien de vele reportages die een mens zag passeren. Uiteindelijk vonden we een opening in de nabijheid en door de omwonende honden werden we opgemerkt dus haasten we ons vlug verder. Het geblaf verstomde en de stilte kwam ervoor in de plaats. Gedrup van vocht en geruis van de wind door de hangende klimop.
Helaas kon de locatie de verwachtingen niet echt inlossen want de vernielingen waren zo grondig gedaan dat quasi geen raam was heel gebleven. Er was amper iets van materiaal blijven staan. Maar weet je? Ondanks dat waren we blij dat we deze gedaan hebben en telkens we nu passeren zeggen we nog altijd een zinnetje. Een geluk dat we deze gedaan hebben voor die afgebroken werd.